maandag 8 oktober 2012

Het publiek

                              Foto: Laurence Aëgerter, uit: Le Louvre

Laurence Aëgerter maakte voor 'Le Louvre' foto's van mensen voor iconische schilderijen in museum het Louvre, Parijs. Geënsceneerde opnames waarin toeschouwer en schilderij samen één nieuw beeld vormen. 



    1.

We zeggen dat duisternis de afwezigheid van licht is. Waar geen licht op valt blijft onzichtbaar, verborgen, verdwenen. Je zou ook kunnen zeggen dat gezien worden hetzelfde is als bestaan.

Het valt me altijd op hoe fel de lichten in het museum zijn. Hoe kwetsbaar de schilderijen lijken en hoe de zalen erop gericht zijn om ze systematisch bloot te leggen. Iedere expositie wordt vormgegeven volgens een bepaald logisch systeem; op periode, chronologie, onderling verwantschap. Het was ooit anders. Musea zijn net zo gevoelig voor trends als iedere door mensen gecreëerde omgeving. De architectuur van het museum is onderhevig aan onze grillen; de witte wanden zijn niets meer dan een trend, bedoeld om te relatie tussen het werk en de kijker te stimuleren, te verdiepen. Maar lang geleden was het kunstwerk onderdeel van de wand, in plaats van onderwerp. Als een inheems dier in de jungle wachtte het daar om ontdekt te worden, bijna letterlijk deel van het meubilair. Nu doen mijn galmende voetstappen me denken aan de geluiden van een tombe, of een heiligdom, maar zonder de intimiteit van een kerk. Dat zijn plekken waar je je kunt terugtrekken om één te worden met de schaduwen.

Dat is wat ik zoek als ik door de zalen loop. Ik probeer niet te kijken met de genadeloze blik van de moderne homo culturalis, maar scherp mijn oren op de zachte tred van blote voeten, het geluid van een kar die kraakt, de fluisterende stemmen van de vrouwen in een badhuis waar ik nooit geweest ben.

Kunst behoort tot de wereld van de schaduwen; niet die van TL-licht.


    2.

De lucht is koel hier, in een tochtvlaag zakt een krul voor mijn oog en belemmert mijn zicht. Kippenvel op mijn armen, ik sta hier al zo lang te kijken dat ik de wereld om me heen bijna vergeet. De rug van een vrouw, zware gordijnen en naakte huid, meer zie ik niet. Ik hoor geluiden die geen plaats of tijd kennen, geroezemoes van alledag dat overal zou passen.

Zou je me nu zien staan, wat zie je dan? Een museumzaal, beelden op witte muren, banken van soepel leer, mensen lopen rond zonder haast - ben ik één van hen? Alle indrukken tezamen opgeslagen als ‘een rustige maandag in een museum’, je vindt mij er amper in terug. Zo ga ik op in deze wereld, maar nooit daarbuiten - ik zag het zo graag andersom.

Je verwacht ergens in op te gaan, kijkt ergens zo lang naar dat je er onderdeel denkt te worden, maar met alle inleving van de wereld overbrug je deze afstand niet. Er is altijd de barrière van het schildersdoek, het gebrek aan een derde dimensie. Er is wel de schijn van diepte, maar meer dan dat is het niet. Als ik mijn hand uitsteek en de huid van haar rug aanraak, als ik de kreukels uit het dekbed strijk en het gordijn sluit; alles voelt even koud. De warmte die ik zie en verwacht te voelen, zit in mijn hoofd. Mijn hand vindt geen vrouwenhuid, geen ruw fluweel en haar krullen moeten zachter zijn dan ik ze kan voelen op dit doek.

Wanneer ik doorloop, van foto naar foto, dwaalt mijn blik steeds weer hier naar af. Ik kijk naar de rug van de vrouw die kijkt naar de rug van een vrouw en vraag me af wie er nu kijkt naar mij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten