Foto: Stephane Ferrero
1.
Voor J.
Soms vertel ik je verhalen als je slaapt, over een stad die op het
water drijft. Over zijn bewoners en hoe hun huid doorschijnend is als het
water. Soms drijft de stad vlak langs de kust zodat je bijna de huizen binnen
kunt kijken, maar nooit dicht genoeg. ’s Nachts zwerven de jongens er dronken
over straat, hun lief leeft op het vasteland en haar naam ligt op hun bittere
lippen.
Iedere avond speelt het orkest buiten op het plein. Muziek is op
zijn mooiste als de dag ten einde is; als dat wat verloren is gevierd kan
worden.
In het orkest zit een jongen die trompet speelt, en het liefste
vertel ik je over hem. Met gesloten ogen blaast hij zijn hart uit zijn borst –
dit is grootste vorm van liefde die hij kent. Licht genoeg om boven de wind uit
te stijgen, door de straten te zweven, over de stadsmuren en het water.
Soms overweeg ik je wakker te maken en mee naar het strand te
nemen. Misschien kunnen we het nog net horen; de ijle klanken van een trompet
die de ochtend inluidt.
2.
Na jaren noten, maten, balken lezen, lijkt alles in mijn wereld logisch
ingedeeld. Van een afstand bekeken zie ik de patronen in mijn leven. Nu
ik terugkijk, vloeit alles logisch aaneen.
Als kind gaf mijn vader de maat aan, liep ik in zijn ritme mee. Rond mijn zestiende hing ik in het tempo, de slag net na de tel. Achttien, de versnelling. Een eerste liefde in al haar bedrijven: a prima vista. Crescendo, crescendo, in steegjes, het bed van haar ouders, het droge zomergras. Mijn eerste huwelijk: adagio. Glissando, de nachten met haar zus, haar blonde haren, dezelfde uithalen, maar andere ogen. De dag dat ze me verliet, het langzaam sterven van mijn moeder, mijn eerste grijze haren: diminuendo.
Diminuendo. De dag dat de verwarming kapotgaat en je je afvraagt of reparatie nog de moeite waard is. Steeds minder grijze haren op mijn hoofd. Estinguendo. Meer moe, minder slaap. De winter die ik toch nog haalde, de nachten zo koud alleen. Handen zoeken steun tegen dezelfde muren in dezelfde steegjes, maar nu slechts de mijne. Lento. Wat zullen ze spelen als ik sterf?
Als kind gaf mijn vader de maat aan, liep ik in zijn ritme mee. Rond mijn zestiende hing ik in het tempo, de slag net na de tel. Achttien, de versnelling. Een eerste liefde in al haar bedrijven: a prima vista. Crescendo, crescendo, in steegjes, het bed van haar ouders, het droge zomergras. Mijn eerste huwelijk: adagio. Glissando, de nachten met haar zus, haar blonde haren, dezelfde uithalen, maar andere ogen. De dag dat ze me verliet, het langzaam sterven van mijn moeder, mijn eerste grijze haren: diminuendo.
Diminuendo. De dag dat de verwarming kapotgaat en je je afvraagt of reparatie nog de moeite waard is. Steeds minder grijze haren op mijn hoofd. Estinguendo. Meer moe, minder slaap. De winter die ik toch nog haalde, de nachten zo koud alleen. Handen zoeken steun tegen dezelfde muren in dezelfde steegjes, maar nu slechts de mijne. Lento. Wat zullen ze spelen als ik sterf?
kippenvel!! zooo mooi
BeantwoordenVerwijderen