than strip your television's electric plug-wire,
wrap a spike around it, and then stick it back into the wall.
See what blows, and how far."
(Stephen King - On Writing)
Well, let's see if it blows, shall we?
woensdag 18 april 2012
Vanuit de toppen
1.
We denken in mogelijkheden, niet in waarschijnlijkheden. Slechts wat kan, maar niet de kans daarop. Het vliegtuig kan neerstorten. Ik kan miljonair worden. De wereld haalt het jaar niet meer en morgen kan ik dood zijn. Er kan zo veel, maar wat komt uit? De onwaarschijnlijkheid van stommiteiten kost meer levens dan je denken zou en toch wint niemand ooit de loterij.
Hoe anders is het als je jong bent. Ook dan zie je de mogelijkheden, maar in alles slechts het avontuur; bang ben je alleen voor wat beweegt en wat ongrijpbaar is. Je ziet geen gevaar in dun ijs, een stoeprand en het klimmen van bomen. Het geeft niet als er een scheur in je broek komt, een kras op je elleboog of een splinter in je vinger. Het is makkelijk risico’s te nemen waar je je niet bewust van bent.
Je moeder ziet ze des te meer. Zij is vergeten hoe het is om met haar volle gewicht op een tak te leunen. De spanning als het kraakt, haar vingers stevig in de bast gedrukt. De opwinding die maakt dat je verder wil, hoger, de wereld zien van bovenaf. Dat gevoel is ze kwijt: alleen in metaforen weet ze nog wat je bedoelt. Ze kent nu vooral de angst en breekbaarheid. De tak is te dun en haar kind zo klein. Kom toch naar beneden, blijf nou op de grond. Je hoeft niet omhoog, blijf veilig en beschut bij mij.
Als je ouder wordt, wint de mogelijkheid tot vallen het van het uitzicht aan de top. Je blijft steeds dichter bij de grond. In veiligheid sta je stil en wacht en roept tot je kinderen je voorbeeld volgen.
2.
Voor de mensen in het dorp hield het leven op aan de rand van de grote sneeuwvlakte. Daarachter was niets dat de moeite waard was; alleen de wind. Ze waren gewend van de koude grond te leven - de benen iets gespreid, zodat je niet omviel als het uit het noorden blies - en te leven van wat aan kwam waaien. Niets werd er erg groot.
Tot de wind iets anders meebracht. Iets warms en groots, iets dat niet paste en daarom niet onopgemerkt voorbij kon gaan. Eerst zagen de jagers het, toen de kinderen. Daarna de vrouwen die buiten in de sneeuw de was deden, de jongens naast hen die de huiden schrobden.
Over de vlakte liep een olifant. Ontsnapt uit een reizend circus, dat aan de overkant van de vlakte kamp had opgeslagen, maar dat wisten de mensen natuurlijk niet. Terwijl het dier langzaam voorbij liep begonnen sommige mensen te huilden, anderen te beven, de jagers riepen om hun wapens en de vrouwen verborgen hun kinderen achter hun rokken.
Maar er was een enkeling die wiebelde met zijn tenen. Zijn hart bonste en in zijn buik woelde een honger die niets met eten te maken had. Nieuwsgierigheid.
Wat als de wereld niet hier ophoudt, maar doorgaat en doorgaat en doorgaat...
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten