Foto: Kees Muizelaar - Eigen wereld
1.
Herfstlicht valt door het open raam naar binnen. Ik heb al jaren geen wekker gezet, dat doet de wereld wel voor mij. Ik word wakker van de vogels in het bos, hun gekwetter en het ritselen van blaadjes. De geluiden van een gaai die denkt dat hij een buizerd is en een ekster die al het eten voor zichzelf bewaakt.
Ook in het bos vind je intrige en verraad, maar het raakt mij niet. Hier kan ik vol verwondering uren kijken naar het dierlijke gedrag dat ik in mensen zo verfoei. Het uitdagen, het opbieden dat in een roedel niet zou misstaan. Het gedraai van een vrouw die wordt gelokt door al haar mannen. Het leven in de stad waar ik vandaan kom, lijkt een evolutie van lawaai. Wie het hardst kan schreeuwen wint.
Hier, waar iedere dag improvisatie is, ken ik mijn rol het best. Ik moet op, dan uitrekken, luisteren naar de eerste akte van het bos. Kleren pakken en op blote voeten door de dauw. Boven mij cirkelt de buizerd en ik hoor de muizen tussen het hout van de veranda; de dakspanten als het open doek van mijn theater. De belichting wordt vanzelf geregeld en iedereen heeft een rol in het plot dat zichzelf onderhoudt. Er is geen slot en het applaus blijft uit; de rust houdt het publiek hier weg.
2.
Iedereen heeft een schuilplaats. Het kan een grot zijn of een oude kledingkast, een persoon of een hoekje op de bank. Zolang het maar van jou is.
Je kunt je er onzichtbaar maken.
Ik heb jaren naar zo’n plek gezocht. Ieder huis dat ik kocht, ieder kledingstuk, iedere nieuwe vriend: ze werden zorgvuldig uitgekozen. Ik verliet ze net zo snel weer als ik ze tegenkwam, vriend na vriend, trui na broek, huis na huis. Alles leek al bewoond geweest door een vreemde die er zijn vorm in had achtergelaten. Zoals men in stripboeken door muren rent. Niets paste mij.
Hier dacht ik alles te hebben gevonden wat ik zocht. Duisternis, stilte, de regen die op de vensterbank druppelde. De onverschilligheid van de natuur, die nu eenmaal is wie ze is en niet omkijkt. Ik bouwde een nest van lakens en de spinnenwebben die ik vond tussen de dakspanten. Ik besloot te slapen tot de wereld mij vergeten was.
Gisteren werd ik wakker met houten benen en vergroeide lippen. In mijn borst ligt stof waar beestjes een nest in bouwen. Ik ben niet onzichtbaar geworden, slechts vergroeid met het bos. Vanuit mijn schuilplaats laat ik bladeren vallen.
Op één of andere manier raken je schrijfsels mij. Misschien omdat je vanuit je hart schrijft, ik weet het niet.
BeantwoordenVerwijderen