Fotograaf: Hans Aarsman
In bezit van: Nederlands Fotomuseum
In bezit van: Nederlands Fotomuseum
1.
Hier komt zelden iemand. De buren kunnen vanuit hun achtertuin zo de mijne inkijken, maar ze doen het nooit. Het is zo’n wijk waar men in de voortuin zit, of liever nog op de stoep, met een biertje in de ene hand en een hondenriem in de andere. Het steegje tussen onze tuinen wordt alleen door mij gebruikt en ligt vol stapels grijze tegels. Ooit wordt het gazon betegeld, het onkruid geplet, maar nooit eerder dan een week na morgen.
De verlatenheid rond mijn huis, het verval dat zich veel verder uitstrekt: ik had niet gedacht dat ik hier ooit zou willen wonen, maar het gebeurde toch. Na jaren rennen, nergens heen en overal vandaan, liep ik hier tegenaan. Ik ben hier thuis.
Liefkozend noem ik het mijn schip, met haar ronde ramen en uitstekende boeg. Maakt mij dat niet haar kapitein? Degene die haar het laatst zal verlaten. Voor ons de zondvloed, na mij niemand meer.
Dat is wat ik denk, terwijl ik uit het raam kijk, de straat in. Vertrouwd geronk komt dichterbij. Ik tel mijn ademhalingen, nog altijd rustig, tot de deur van de auto open gaat. Lelijk als altijd en niet passend bij een man van zijn formaat, en ik glimlach, ondanks alles.
Niemand zal het zien of horen. Het leven aan de andere kant van de daken gaat ononderbroken door, terwijl ik alle angst overboord gooi. Ik blijf staan, en wacht tot de ruiten zullen breken.
2.
Het is een gek gevoel, als verwachting implodeert.
Je stapt de auto uit en gaat op de smalle stoep zitten. Er is hier niets, alleen een huisnummer, een straathoek en wat onkruid tussen de voegen van de tegels. De verf bladdert; het verval heeft al ingezet, maar tussen de bomen hangen restjes ochtendmist. Je ruikt gras en stilstaand water.
Het lijkt zo makkelijk om te verdwijnen. Om gewoon de auto te pakken en weg te rijden. In wezen is er niets dat ons ene leven van een mogelijk ander scheidt. Een seconde, een ademhaling, een afslag: dat is alles. Het is zo gebeurd. Natuurlijk ben je tevreden, natuurlijk ben je gelukkig. Maar je blijft in je ooghoeken de levens zien die je zou kunnen leiden. Een andere baan, een andere vrouw, een ander huis, als je nu gewoon zou opstaan, alles achter je zou laten en nooit meer om zou kijken. Even met je ogen knipperen en alles is anders.
Als je opstaat en om het gebouw heen loopt zie je door de smerige ramen opeens de witte auto.
Zijn deuren staan open. Ik zie je wimpers trillen.
Wat ga je doen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten