woensdag 31 augustus 2011

De ronde van de revolutie



     1.




Dit is niet wat ik me had voorgesteld. Waar is de ongeschoren opstand die stinkt naar slapeloosheid, maar zelf alleen de overwinning ruikt? De groepen mannen met handen groot genoeg om je aan vast te klampen; zo groot dat je er symbolen mee kunt neerslaan.

Dit is opstand in het klein. Verzet heeft wel ruimte nodig, maar niet veel. Soms is het een belegering van de hoofdstad, met gebrul en plassen bloed waarin de vijand niet meer te onderscheiden is. Soms is het een gammele bureaustoel, en de jongen die daar zijn kleine daad van rebellie verricht. Met uitgestoken benen bevinden zijn voeten zich dan weer wel, dan weer niet in vijandig gebied.

Zijn broek is te schoon, zijn veters te wit en zijn trui te zondags om angstaanjagend te zijn. Zoals altijd gaat hij rond vijf uur naar huis, waar het bed schoon is en zijn moeder hem berispt om de modder op zijn huid. Iets na zonsopgang loopt hij weer op straat en het besef groeit in hem dat hij iemand zou kunnen zijn, meer dan dit. Hij stroopt zijn mouwen op. Trekt de boord van zijn trui recht. Laat zich zakken.

Eén zetje en hij draait weer, in gedachten verzonken en zijn voeten trekken sporen op het asfalt. Na een uur stapt hij de cirkel uit, zijn vuisten gebald, schoenen egaal grijs.
Nee, verzet heeft niet veel ruimte nodig; een onrustig hart is groot genoeg.


     2.




Eerst loopt hij over straat heen en weer, om te laten zien hoe serieus hij zijn taak neemt. Maar de minuten worden uren en niemand laat zich zien. Niemand twijfelt aan zijn ernst, want geen mens ziet hem. Als de zon begint te zakken sleept hij een oude bureaustoel tussen het puin van de huizen vandaan en begint rondjes te draaien. Zijn voeten slepen over de straat terwijl hij zijn geliefde land om zijn eigen as ziet tollen.

‘Ik ben het middelpunt van mijn wereld,’ denkt hij, terwijl flitsen van de stad zich vermengen met zijn herinneringen. Hoe hij steentjes verzamelde langs deze weg en met gescheurde broekzakken thuiskwam. Hoe de handen van zijn ouders gebarsten waren als de rode aarde; droog en vol kloven. Hoe hij verliefd was op een meisje dat de wind in zijn oren blies.

Terwijl hij draaierig zijn evenwicht probeert te hervinden, groet hij de groep journalisten die langs hem rijdt. Ze vragen hem wie hij is en waarom hij vecht, maar hij zegt niets. Hoe kan hij uitleggen dat hij de steentjes langs de weg is, de aarde waarop ze rijden en de wind die langs de huizen blaast?

Hij is zijn land.

Hij kan zichzelf niet achterlaten om te sterven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten