woensdag 17 augustus 2011

Atlantis

Bron: Boston, Big Picture


     1.




“Van hier tot aan de maan - en weer terug.”
Iedere ochtend voor ze wegging, zei ze dezelfde woorden. Soms fluisterend in zijn oor, werd hij wakker van haar lippen. Soms liep ze de deur al uit, draaide zich half naar hem om, terwijl ze haar tas over haar schouder zwaaide. Hij las de krant altijd in de wetenschap hoeveel er van hem gehouden werd.

Sinds een jaar is het nieuws ondragelijk. Wat hij zichzelf vertelde, verzacht niet meer. ‘Dit gebeurt daar, niet hier. Ik ben veilig. Hier is alles goed.’ De eerste weken las hij nog alle koppen, maar zijn handen trilden te veel en druppels koffie vlakten de letters uit.
Daarom had hij het bijna gemist, maar in de supermarkt hoorde hij een man met zijn zoontje praten en ving nog net wat woorden op.
“.. kun je je dat voorstellen? En nu gaat ze voor ‘t laatst de lucht in.”

Nu ligt hij hier op de eerste rang voor het laatste vertrek van Atlantis. Zesentwintig jaar geleden zag hij de eerste reis en in zijn hoofd ging hij iedere keer mee. Onder zijn dekbed met planeten zag hij de aarde uit de verte; met zand in zijn haren zag hij de sterren dichterbij dan de anderen en naakt in zee stelde hij zich voor hoe gewichtloosheid moest voelen.

Op één vierkante kilometer cirkelde hij bijna vijfduizend keer de aarde rond, ruim tweehonderd miljoen kilometer door het donker. Stel je voor hoe ver dat is. Onvoorstelbaar, zo veel, zo ver dat het ooit oneindig leek.

Tweehonderdtwintig keer naar de maan - en weer terug.

     2.




Lieve Julie,

Tegen de tijd dat je dit leest ben ik al geruime tijd onderweg. Hoe kan ik je duidelijk maken wat de uitgestrektheid van het heelal doet met een man als ik? Dat de leegte zo vol mogelijkheden lijkt, en de diepte zo dichtbij? Een bodemloze put, zeg jij, maar het verschil is dat ik het niet kan laten een kiezel te gooien, gewoon om te horen hoe hij neervalt.

Wees niet jaloers op mijn dromen. Iedere man heeft, toen hij klein was, door de ruimte willen reizen. Bij mij is dat verlangen nooit gestorven. Ik voel me gewichtloos in dit leven: als ik de hond uitlaat, achter mijn bureau zit of jou vertel hoeveel ik van je hou. Iets in mij blijft altijd los van alles.

Terwijl ik dit schrijf lig ik op mijn rug op de motorkap van onze auto. Om mij heen snurken de mensen in hun tenten, ik ben de enige die omhoog blijft kijken. Voor mijn ogen vallen sterren en draait de wereld zijn zoveelste ronde. Morgen is het zover, denk ik nog, en dan voel ik hoe de warme avond over me heen valt en mijn ogen dichtdrukt.

Bij het eerste ochtendlicht zal ik opstijgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten