woensdag 18 mei 2011

Onderhuids


     1.

De wind waait zacht langs de stof. De lege hulzen wiegen langzaam heen en weer, als een kind dat nog niet slapen kan. Er worden verhalen verteld, een gefluisterd waaien over de vlaktes, de bergen, de stoffige dorpen en rusteloze steden. De wind komt overal vandaan, is overal geweest en neemt levens met zich mee.

Andere werelden nestelen zich in de ruimtes tussen de draden.

’s Avonds komen de vrouwen in het donker naar buiten. Voorzichtig slaan ze de stof uit en vouwen haar in vieren, leggen haar klaar naast het bed. Morgen voor dag en dauw staan ze op. Ze binden hun haren naar achter, schudden hun dromen van zich af en hullen zich in de muren van gekleurd katoen. Afgeschermd van de wereld om hun heen; doe maar niet mee, wees er niet, zie niets.
Verzet is geen optie. Niemand zou het zien; niemand wil het horen.

Zelfs een glimlach blijft onopgemerkt, maar hun zwijgen houdt verborgen wat niemand ooit mag weten. Op hun huid dragen ze hele werelden met zich mee.



    2.


Soms is het niet wat je ziet, maar juist dat wat verborgen wil blijven waar je op moet letten.
We vergeten vaak wat er buiten de foto gebeurt, in onze wereld, en dat die beelden vaak minder mooi zijn.

Op de grens sta jij. Ik zie alleen een stukje van je mouw, het foutje dat niemand heeft gezien en dat dit tafereel verankert. Het is wel degelijk echt. Je staat heel stil, je handen in je zakken gestoken en ik kan bijna zien hoe verveeld je kijkt naar de geesten van een volk in oorlog.

“Zo tref je weer eens wat” denk je, en je vraagt je af of je hier iets van moet vinden.

Die momenten gaan voorbij. Voor je het weet is de foto gemaakt en kun je weer terug naar je dag, alsof het niets voor je betekent. Je laat de voorstelling onbekommerd achter, het heeft zijn doel gediend en nu is de magie weg. Je ziet het zand op je schoenen en merkt de pijn in je kuiten van het ronddwalen op. Je wil naar je hotel. Je wil in bad. Je wil slapen.

Maar als je dan eindelijk in bed ligt en de krekels wakker worden denk je opeens aan de verhalen die je moeder vroeger vertelde, waarin niets is wat het lijkt. Waarin meisjes onder een verenkleed veranderen in zwanen, verloren vrouwen over de heide dwalen en Noorse godinnen in blauwe gewaden het lot van de mens uitspinnen tot een draad.

Wanneer je in slaap valt lijkt het tjirpen van de krekels opeens op het ruisen van rokken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten