dinsdag 26 april 2011

Zwaartepunt



    1.

Het briefje onderin, dat is voor jou. Iemand heeft het voor je laten vallen, in de hoop dat je het op zou rapen. Het ritselt je naam, zo zacht dat je het niet hoorde boven het lawaai uit. De donder van duizenden anonieme voeten.

Massa’s hebben geen naam. Niet de schreeuwende menigte op een Egyptische plein, niet de glazige dansers op een technofeest, niet de reizigers op weg naar de metro. We verliezen ons recht op een identiteit als we met velen zijn, worden een nieuw wezen, langzaam bewegend, zacht pulserend. Ritmisch bewegen de massa’s door de straten, zetten uit en krimpen in, als een groep spreeuwen in de lente.

Massa’s zijn niet te stoppen, want ze hebben geen eigen wil. Enkel overmacht. Hoor je het zuchten bij elke stap? Hoor je het hek piepen en de treden kraken?

Straks stort alles in en zul je moeten rennen.

Vergeet dat briefje niet.



    2.

Iedere dag loop ik hier langs. Ik leg mijn hand op de leuning en vraag me af wiens handen mijn vingers aanraken. Trede voor trede loop ik omhoog, in gedachten verzonken, mijn blik naar beneden. Zelfbewust, iedere keer opnieuw. Ik weet zeker dat je ziet dat ik vanochtend geen tijd had om mijn haren te wassen. Dat ik mijn zwarte jurkje in de uitverkoop kocht. Dat de blanke lak van mijn nagels afbladdert.

Je kijkt naar mij.

Ging ik maar op in de anonimiteit, verdween ik maar in de menigte. Ik wil zo graag dat je niet meer ziet dat ik hier ben, dat je me niet vastlegt hier. Dit is geen plek om te blijven, zeker niet voor een meisje als ik.

Wanneer ik het briefje zie liggen, aarzel ik. Voor het eerst in al die jaren dat ik hier loop, vertraagt mijn pas. Mijn rug buigt, mijn vingers strekken zich iets, alsof ik durf te geloven dat het voor mij is. “Liefste, ik zie je,” lees ik nog net. Dan sluit de menigte me in, duwt me verder de trap op, het moment voorbij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten