donderdag 6 januari 2011

De koning en zijn hond.


Stephen King with his dog, Maine, July 20, 1995, by Jill Kremitz.

1.
Het bureau en de vloer gaan gebukt onder stapels boeken en papieren, woorden en verhalen die al geschreven zijn. Apparaten waarvan ik me niet voor kan stellen dat ze een ander doel dienen dan ooit op een dag kapot gemaakt te worden. En daartussen zit hij, de koning, met pen en papier juist die volgorde van woorden te zoeken die nog ongelezen is. Tweeduizend moeten het er zijn vandaag, en morgen weer en iedere dag tot de laatste punt is gezet. 

Hoe lang zal het nog duren voor hij opkijkt van het papier? Zal hij zien dat de hond er niet meer is of wist hij niet eens dat hij er was?


Ik vraag me af waar hij heen gaat; waarschijnlijk loopt hij heen en weer tussen vloerkleed en voerbak, slaapt tussen de wielen van de koningstroon en krabbelt vergeefs aan de blouse van zijn baas. Naar buiten gaan we pas als -

negenhonderdvierenzestig, bijna op de helft, nog even maar, nu niet meer storen.

De grootste chaos is niet wat je ziet. In de kasten schuilen de geheimen die niet zichtbaar zijn; het zal nog jaren duren voor ook zij woorden mogen dragen. De sluier van zwart-wit staat hen beter dan die van de tijd. Maar er komt een dag dat dit boek af is en erna al velen volgden. De hond ligt nog onder het bureau, maar is niet meer dezelfde. Om hem heen lege glazen, zakdoeken, de geur van iets dat jaren in het donker leefde en papieren die niet bij elkaar horen, maar wel een verhaal vertellen.

De koning ruimt zijn kasten uit.



2.

In het midden van zijn kantoor zit de schrijver. Om hem heen strekken zijn verhalen zich uit; twee telefoons, een computer, stapels papier, posters, foto’s van vrienden en dierbaren, boeken, regels, tientallen afwijzingen en honderden adviezen. Er is een groot bureau, er zijn verloren muntjes, pluisjes oud stof en bakken vol gefrustreerde, afgekloven pennen. Er zijn nachten gepeins en momenten van euforie. Er is zelfs een hond. Dit is de echte wereld, waarin tijd snel gaat, mensen altijd beter dansen dan jij en verlangen beteugeld dient te worden. Dit is de wereld in zwart en wit, met een keurig kader eromheen. Alles heeft er een vaste plek en er zijn geen geheimen.

Maar het is niet zijn wereld.

Schrijven is een beroep van de achtergrond, het heeft niet veel nodig om te ademen. Het is de dromerige jongen die bij de feestjes altijd ergens achterin staat en niet lijkt te bewegen. Het oude vrouwtje dat stapje voor stapje over de bevroren straten schuifelt, alsof de tijd voor haar langzamer gaat. De alcoholist die stilletjes een cola bestelt, omdat hij weet dat hij zichzelf kan verliezen in verlangen. In hun hoofden strekken balzalen zich uit met spiegelende vloeren van water, donker en diep.

Onder de oppervlakte broeit iets.

De schrijver glimlacht soms even, draait een beetje op zijn stoel, haalt zijn handen door zijn haar. Hij zit hier al dagen, starend naar het witte, schuine dak boven zijn hoofd. Hij bestudeert het donkere water.

Woorden verschijnen als rimpelingen op papier

Geen opmerkingen:

Een reactie posten